
TRAMWEG–STICHTING

Ombouwer 77
Ter uitvoering van het tramplan van 1904, waarbij er 11 elektrische tramlijnen zouden komen, bestelde de HTM 130 trams. Bij dit model werd afgestapt van de eerst bij de serie 1-20 wettelijk opgelegde open balcons, maar ook van de 2 grote ramen. De langsbanken bleven gehandhaafd en ook deze trams kregen weer sleepbeugels.
De HTM 77 kwam in mei 1905 als een van deze 130 wagens, bijgenaamd „Fordjes” (omdat ze in de jaren '20 net als de gelijknamige auto zo het straatbeeld beheersten) onder het nummer 34 in dienst. De serie was ondergebracht in de nummerreeks 21 t/m 150.

Deze trams met hun houten langsbanken raakten in de jaren twintig al verouderd. Om het grotere passagiersaanbod op te kunnen vangen werden de dan pas 20 jaar oude trams ingrijpend verbouwd. In totaal 81 van de 130 Fordjes, namelijk de nummers 21-101, ondergingen deze renovatie. Zij kregen grotere balcons en bovendien werden bij deze verbouwing op verzoek van het Haagse publiek de twee houten langsbanken vervangen door met leder beklede dwarsbanken en stoelen. Reden was dat de reizigers het vervelend vonden steeds iedereen op de tegenoverliggende bank te moeten aankijken. Deze verbouwde wagens kregen de bijnaam „Ombouwers” en de 34 kreeg nu nummer 77.
Vijfenveertig van de Ombouwers werden uitgevoerd als „Eenmanwagen”. Reeds in 1924 nam de HTM op een kort stadsbuslijntje in Delft een proef met eenmanbediening. Op grond van de ervaring op de bussen werd besloten dat zoiets op de trams ook mogelijk moest zijn. Als proef werd op 30 september 1928 motorwagen 801 als eenmanwagen ingezet op lijn 20. Die reed toen van de Laan van Meerdervoort, hoek Pioenweg (toen de bebouwingsgrens) naar de Riviervismarkt (Grote Kerk). Deze proef werd een succes.

Vervolgens bouwde de HTM in maart '29 de HTM 22 in eigen werkplaats om tot Ombouwer (=vergrote balcons) en „Eenmanwagen” (EMW), die in maart '29 in dienst kwam. Daarop gingen vanaf 1929 vier fabrieken (o.a. Beijnes in Haarlem en Brugeoise in Brugge) aan de slag om de andere 100 wagens volgens dit voorbeeld om te bouwen en ook al klaar te maken voor inzet als „Eenmanwagen”. De 77 ging oktober '30 uit dienst voor de „ombouw” en komt na 6 maanden, in april '31, alweer op straat.

Vanaf januari '30 komen de eerste 10 EMW's in dienst en worden ze op de lijnen 2, 4, 7 en 14 (typische zomerlijn) ingezet. Maar er blijkt een ontwerpfout in deze EMW's te zitten: de voor- en achterdeur gaan altijd samen open, wat door het ontbreken van tussendeuren flinke tocht veroorzaakt. Deze tien wagens worden weer als wagen met conducteur ingezet (de verbouwingskosten om de deurmechanieken te veranderen waren te hoog) en de EMW- installatie wordt in 1935 overgezet naar tien andere wagens van de serie met de nummers 66-101. Daar kon het euvel met de deuren nog tijdig opgelost worden zonder grote kosten.

Vanaf oktober 1940 wordt het Eenmanwagen-systeem afgeschaft en de 77 is bij de eerste groep trams die de EMW-status verliest. In stappen wordt het tussen mei '41 en januari '42 verder afgeschaft.
Na de oorlog blijft de 77 nog rijden in de passagiersdienst tot 1958. Na buitendienststelling wordt de 77 in 1959 verbouwd tot bovenleidingsmontage-aanhangwagen H42. In 1982 wordt de wagen opnieuw buiten dienst gesteld en door de HTM aan de Tramweg-Stichting overgedragen. In 1989 wordt begonnen met de restauratie van de bak (houten bovenkant, dus werk voor timmermannen) en de truck (het metalen onderstel, dus werk voor werktuigbouwers en electriciƫns).
In mei 2014 wordt de gerestaureerde wagen door de HTM goedgekeurd voor inzet op het HTM-net. Alleen de laatste details t.a.v. de eenmansbediening moeten nog afgewerkt worden.

Omdat er al een andere Haagse Ombouwer, nr 36, bewaard gebleven is als wagen met conducteur bij het Haags Openbaar Vervoermuseum, is de 77 bewust in de staat van „Eenmanwagen” teruggebracht (zie het bord op de voorkant van de wagen). Dit wilde zeggen: de bestuurder was ook conducteur/kaartverkoper en de tram bezat o.a. automatisch bedienbare deuren en een betaalautomaat.
WG Schev/EdH